Gods Tegenwoordigheid geneest (in herdruk)

 13,99

Auteur: Leanne Payne
Uitgave: Kok Voorhoeve, 1997
Pagina’s: 256
ISBN: 9789029714396

Uitverkocht

— Dit boek is momenteel in herdruk —

‘Veel mensen in onze tijd hongeren naar een ervaring van hun geloof in God. Maar door eeuwen eenzijdig rationalisme is die ervaring buiten het dagelijks leven gekomen. Wie verlangt Gods Tegenwoordigheid te ervaren, en niet bang is daarbij te studeren en na te denken, vindt in dit boek een goudmijn: bijbelstudie, literatuuronderzoek, analyse van de moderne tijd en een openhartige verantwoording van eigen spiritualiteit.’
Arnold van Heusden, directeur Evangelische Alliantie

In dit boek vestigt Leanne Payne de aandacht op het grote belang van Gods aanwezigheid temidden van het lijden en het laten ervaren daarvan in pastorale gesprekken. Ze wijst erop dat, hoe bekwaam we ook zijn in onze kennis van lichaam, ziel en geest, er een Ander bij ons is Die het werk doet en op Wie wij mogen vertrouwen.’
Drs. Rien Schoonhoven, psychiater

Leanne Payne schrijft in het voorwoord:
‘Hoe kunnen we mens worden, en ons echte ik vinden, en hoe worden we volmaakt in Christus? Het antwoord heeft altijd te maken met Zijn soevereine Tegenwoordigheid over ons, met ons en in ons: Incarnationele Werkelijkheid. Dat is waar dit boek over gaat.
In Hem worden we volledig mens. In Hem beginnen we met het doen van Zijn werk. Dit betekent incarnatie, het neerdalen van de Geest in ons diepste zijn en leven. In Hem worden onze wil, ons intellect, voorstellingsvermogen, gevoel en zintuiglijk wezen geheiligd en ontvangen ze leven. We komen tot volkomen leven, delend in het eeuwige, het onveranderlijke, het onverwoestbare.
We leven echter in een tijd waarin maar weinigen – zelfs onder diegenen die zichzelf christen noemen – geloven in de echte Tegenwoordigheid van Christus in ons. Paus Johannes Paulus II heeft de, voor de moderne mens ontnuchterende, opmerking gemaakt dat het God-bewustzijn van de aardbodem verdwijnt.
Persoonlijk ben ik dankbaar voor de omstandigheden vroeg in mijn leven als volwassene. Hoewel het toentertijd heel pijnlijk was, bracht het me zover dat ik het aangezicht van de Heer met heel mijn hart zocht. Temidden van grote persoonlijke nood ontdekte ik de genezende Tegenwoordigheid van Christus. Ik vond al de schatten die het evangelie belooft aan de arme, de mens met een gebroken hart, aan hem die gebonden is door de zonde en trots van zichzelf en anderen. Mijn levensschip was gestrand op de puntige, scherpe rotsen van een echtscheiding en ik was achtergebleven in de overtuiging dat ik een Redder nodig had, Eén die bij mij zou blijven, die Zijn eeuwige leven en volheid van zijn zou verenigen met mijn beperktheid, onvolwassenheid en onvolmaaktheid als schepsel. Verzen als ‘Ik zal u geenszins begeven, Ik zal u geenszins verlaten’ (Hebreeën 13:5) en andere beloften waren nooit ver van mijn lippen. Zo drong hun waarheid en levenskracht door als zuiver licht in al de donkere en eenzame plaatsen van mijn ziel.
Alhoewel ik van nature optimistisch ben, wist ik zonder twijfel dat mijn Redder mijn gids moest zijn. Ik koesterde niet langer naïeve illusies over de goedheid van de wereld of over mijn eigen natuurlijke capaciteit om me er doorheen te kunnen slaan. De geweldige reactie van Maria werd mijn voorbeeld: ‘Mij geschiede naar Uw woord.’ Ik zocht zijn wil, niet die van mezelf en vond mijn weg door Schriftgedeelten zoals deze:

‘… en wanneer gij rechts of wanneer gij links zoudt willen gaan, zullen uw oren achter u het woord horen: Dit is de weg, wandelt daarop.’ (Jesaja 30:21)

‘… leid mij in uw waarheid en leer mij, want Gij zijt de God mijns heils, U verwacht ik de ganse dag.’ (Psalm 25:5)

‘… doch wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid; want Hij zal niet uit Zichzelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen.’ (Johannes 16:13)

Ik leerde het onzichtbare te zien met de ogen van mijn hart, het onhoorbare te horen met de oren van mijn hart. Met andere woorden, ik leerde om afhankelijk te zijn van Gods genezende Tegenwoordigheid bij Zijn volk. De pijn om aan het absolute einde van alle zelfvertrouwen te komen had me in de veilige haven van Gods liefde en zorg gebracht. Daar, in Zijn Tegenwoordigheid, durfde ik de gebroken stukken van mijn denken en hart uit te spreiden als iemand die een oneindig waardevolle maar gebroken vaas voor de kunstenaar neerlegt. In het volste vertrouwen op Zijn genezende liefde richtten mijn ogen zich in gehoorzaamheid op Hem en zag ik hoe Hij niet alleen mijn gebroken hart herstelde, maar het verenigde met het zijne.
Dit is precies waarover de bediening van genezing gaat. Het goede nieuws prediken in de kracht van de Geest is tegelijkertijd genezen. Het is verloren en gestruikelde zielen brengen tot heelheid in Christus. Het is zien dat de verwoeste en verspreide stukken van hun vergane schip niet alleen gerepareerd, maar zelfs voor de eerste keer echt zeewaardig worden, met een Ander aan het roer.
Hij is degene die komt en geneest. Hij is degene die vriendschap sluit met de zondaar, die de gevangene bevrijdt, en de verlamde naar lichaam en ziel geneest. Het is Zijn Tegenwoordigheid waarnaar ik in dit boek over genezing wil wijzen. Vanuit het vertrekpunt van Zijn Tegenwoordigheid leg ik de theologische basis voor de genezende gaven van de Geest. Daarin volgen we Christus, die Zijn aangezicht naar de Vader richtte en resoluut alleen dat deed wat Hij de Vader zag doen:

‘Voorwaar, voorwaar Ik zeg u, de Zoon kan niets doen van Zichzelf, of Hij moet het de Vader zien doen; want wat deze doet, dat doet ook de Zoon evenzo. Want de Vader heeft de Zoon lief en toont Hem al wat Hij zelf doet.’ (Johannes 5:19,20)

De woorden van Jezus waren gericht tot de religieuze leiders van Zijn tijd die boos waren dat Hij op de sabbat een man had genezen die achtendertig jaar ziek was geweest. Jezus verbaasde hen met de waarheid dat de liefde van de Vader eindeloos verder stroomt: ‘Mijn Vader werkt tot nu toe en Ik werk ook.’ (Johannes 5:17)
We leren de Tegenwoordigheid van Jezus te praktiseren van binnen (onze lichamen zijn de tempel van de Heilige Geest), van buiten (Hij wandelt naast ons als vriend en broer), en overal om ons heen (Hij is hoog verheven en we verhogen Hem als de soevereine God). We vragen Hem om door ons heen van de wereld te houden. We leren met Hem samen te werken. We doen wat we Hem zien doen. We leren te handelen door de gaven van de Heilige Geest, die in ons werken omdat Hij echt met ons is. Ons geloof in Hem is niet meer alleen intellectueel, maar gaat ieder aspect van ons leven raken. Jezus werd eens gevraagd wat we moeten doen ‘opdat we de werken Gods mogen werken’, en Hij zei toen tegen Zijn discipelen: ‘Dit is het werk Gods, dat gij gelooft in Hem, die Hij gezonden heeft.’ (Johannes 6:28,29)
Dit is onze taak. We vertrouwen eenvoudig op Zijn Tegenwoordigheid in ons en niet langer op onze eigen bekwaamheid om het evangelie te verkondigen.’